De watersnoodramp van 1825De watersnoodramp van 1825De watersnoodramp van 1825De watersnoodramp van 1825De watersnoodramp van 1825De watersnoodramp van 1825

De watersnoodramp van 1825

De inwoners van Zuid-Limburg werden in juli verrast door het snel stijgende water. Binnen enkele uren veranderden rustig stromende riviertjes als de Geul en de Gulp in een nietsontziende kolkende watermassa. Gelukkig vielen er in Nederland geen slachtoffers. In het jaar 1825 gebeurde hetzelfde in Steenwijkerwold. Er vielen toen echter wel slachtoffers.

De laaggelegen gedeeltes rond Steenwijkerwold overstroomden in dat jaar totaal onverwacht door het kolkende water van de Zuiderzee. In dit artikel een beschrijving van deze enorme ramp waarbij 21 inwoners uit Steenwijkerwold verdronken.

De watersnoodramp van 1825

Waarschijnlijk houdt geen enkele inwoner van Steenwijkerwold er rekening mee dat zo’n enorme ramp 200 jaar later weer mogelijk is.  Het hoogste punt  rond ons dorp is immers +13.8 NAP en het laagste punt -1.3 NAP. Wat kan ons gebeuren?  In de Middeleeuwen traden de rivieren de Reune en de Steenwijker Aa bij hevige regenval regelmatig buiten hun oevers, waardoor inwoners van Steenwijkerwold en omgeving zich genoodzaakt voelden om te vluchten naar hoger gelegen gebieden. Meer recent  dreigde door overvloedige regenval in oktober 1998 het kanaal te overstromen. De gemalen konden het overvloedige regenwater bijna niet meer afvoeren. Er werd zelfs rekening mee gehouden dat het gebied achter Gelderingen in het ergste geval wel één meter onder water zou komen te staan. De Hesselingendijk ter hoogte van “Hoeve Steenwijkerwold” was zelfs voor het doorgaande verkeer korte tijd afgesloten. Gelukkig zijn er toen geen slachtoffers gevallen.

De dijkdoorbraak

Dinsdag1 februari 1825 was een zachte, bijna zwoele dag. Echter twee dagen later  begon het te stormen en zakte de temperatuur richting het vriespunt. Tot overmaat van ramp was het op 3 februari volle maan en springtij. Een situatie die vrijwel identiek was als bij de watersnoodramp in 1953. Op 3 februari steeg het water van de Zuiderzee met dertig centimeter per uur. Toch leek in eerste instantie alles tot middernacht onder controle. Maar toen kwam er volgens een ooggetuige: “Een woedende Buy met Sneeuw vergezelt, die het water nogmaals deed stijgen”.           Het was niet alleen sneeuw, het hagelde en onweerde ook. In Blankenham en Vollenhove werden de noodklokken geluid. De dijken hadden het in deze plaatsen in de winter van 1824 op 1825 door stormen en veel regenval zwaar te verduren gehad. Tevens werden dijken door de slechte economische situatie van die tijd nauwelijks onderhouden. De Zuiderzeedijk bij Blankenham brak op 4 februari op 6 plaatsen. Het binnendringende water stroomde zo heftig dat op de plaatsen waar de dijk doorbrak  diepe kolken ontstonden.

Deze kolken langs de dijk zijn nog steeds duidelijk in het landschap zichtbaar. In Blankenham werden 16 van de 53 huizen weggevaagd en van de 280 inwoners verdronken er 28.

Een overzicht van het overstroomde gebied dat zich uitstrekte over delen van de provincies Gelderland, Overijssel en Friesland

De situatie in Steenwijk en Steenwijkerwold

Vrijdagmiddag 4 februari bereikte het bericht van de dijkdoorbraak in Blankenham de bewoners van Steenwijk en Steenwijkerwold. Inwoners van buurtschap Nederland vluchtten per punter over de Steenwijker Aa naar Steenwijk. De Steenwijkers reageerden in eerste instantie laconiek op de verontrustende berichten. Dat ook die middag het water in Steenwijk snel steeg, werd toegeschreven aan de opstuwing van het water door de harde westen - en noordwestenwinden. Een uur later veranderde het rustieke riviertje de Aa in een woeste stromende watermassa. Het Steenwijkerdiep overstroomde. Zelfs de hooggelegen Steendijk, de wegverbinding met Steenwijkerwold, kwam onder water te staan.

Het gehucht Verlaat werd die middag volledig door het kolkende water verrast. Een ooggetuige zag een rieten dak drijven met daarop twintig personen “Zoo mannen, vrouwen als kinderen, toen brak het dak in tweeën en het grootste gedeelte, waarop zich elf menschen bevonden, dreef te Zuidveen.” In deze omgeving zou ook een vrouw op een dak zijn gezien met een zestien weken oud kind. “Het kind was bijna naakt, aan de borst der doode moeder liggende welk kind nog in leven was.”

Afbeelding van de dode vrouw met in haar handen haar nog levende baby. Op de achtergrond de Steenwijker toren, toen nog zonder spits.

Enkele maanden na de ramp werd het onderstaande gedicht gemaakt:

Bij Steenwijk te Zuidveen
Daar kwam een dak gedreven,
Twintig menschen waren daarop,
Tien hielden slechts het leven.
Het dak scheurde vaneen.
Tien vielen daarvan af,
En zonken zoo terstond
Al naar het duister graf.

 Vluchtende bewoners uit de buurtschappen Nederland, Muggenbeet, Wetering en Kalenberg probeerden in kleine bootjes het hooggelegen gedeelte van Steenwijkerwold te bereiken. Veel van deze mensen werkten als arbeider in de turfgraverijen van Sent Lenstra en Koop Dedden. Door de sterke stroming stonden de inwoners van Steenwijkerwold vrijwel machteloos in hun pogingen om verschillende van deze mensen te helpen. Mensen die de hoger gelegen gedeelten van Steenwijkerwold wisten te bereiken, werden opgevangen in de lagere school. Dominee Jentink zorgde voor kleding, beddengoed en levensmiddelen. In totaal werden hier ongeveer 350 vluchtelingen opgevangen. De opvang in Steenwijkerwold verliep moeizaam er was onvoldoende voedsel en de hygiëne liet te wensen over.

In Steenwijk werden 670 inwoners uit Steenwijkerwold opgevangen. Het gemeentebestuur van Steenwijk was niet erg blij met het verblijf van deze vluchtelingen. Het door gevluchte boeren meegenomen vee werd gestald in de Kleine Kerk. Op 11 februari vond burgemeester Zomer van Steenwijk het wel tijd dat ze weer zouden vertrekken.

 De gebroeders Bauer

Het onderstaand verhaal van de gebroeders Bauer doet denken aan een sprookjesverhaal, maar dit verhaal is echt gebeurd. Op vrijdagmiddag 4 februari 1825 spoelde op het erf van boer Geert Doedel in de Voshoek (de Basse) een bootje aan met daarin de broertjes Hendrikus, 10 jaar, Herman, 3 jaar en Lambertus Bauer, 2 jaar oud. De jonge kinderen woonden met hun ouders Dirk en moeder Jantje ongeveer drie kilometer verderop, ongeveer op de plaats waar nu de Meenthe-brug ligt. Vader Dirk was afkomstig uit Osnabrück, Duitsland en werkte net als veel van zijn landgenoten in de turfgraverij, in het gebied wat we nu kennen als de Weerribben. Vader Dirk en moeder Jantje werden enkele weken later vlak bij hun huis dood teruggevonden. De jongens werden grootgebracht bij de familie Doedel in de Voshoek. Ze blijken allemaal behoorlijk slim te zijn. Pastoor Schriever uit Steenwijkerwold zorgde ervoor dat de jongens een goede opleiding kregen. Opmerkelijk is dat de drie broers later pastoor worden. Als dank voor de opvang schonk Hendrikus in 1867 de gouden kelk, die hij van zijn broers cadeau kreeg voor zijn zilveren priesterjubileum, aan de Sint- Andreas parochie in Steenwijkerwold. Als tegenprestatie moest de parochie tien jaar lang maandelijks een mis opdragen voor de gebroeders Bauer en hun ouders. Deze kelk is nog steeds in bezit van de parochie.

Bidprentje uit 1884 van Lambertus Bauer.

Financiële steun voor de getroffenen

Uit het archiefmateriaal bleek dat het gemeentebestuur van Steenwijkerwold zich niet echt heeft ingespannen om de getroffenen van de watersnood te helpen. De gemeente ontving 300 gulden van de provincie Overijssel en 70 gulden van een “onbekende menschenvriend” voor het herstel van beschadigde huizen en de aanschaf van netten voor vissers.

Een liefdadigheidsvereniging uit Groningen wilde in de zomer van 1825 met 4000 gulden ondersteuning bieden aan gedupeerde vrouwen en kinderen. Er werd door het gemeentebestuur geen moeite gedaan om te onderzoeken of er binnen de gemeente mensen waren die hiervoor in aanmerking konden komen. Enige tijd later ontving de gemeente een brief van de Gouverneur van de provincie Overijssel met de vraag waarom zij nog geen beroep had gedaan op het fonds. Het gemeentebestuur nam de brief voor kennisgeving aan. In die tijd heerste de algemene mening dat de zorg voor ondersteuning van slachtoffers niet de verantwoordelijkheid was van de overheid maar van kerken en particuliere instellingen.

 Aantal slachtoffers van de watersnoodramp

 In de archieven van de gemeenten Steenwijkerwold en Steenwijk zijn geen lijsten van doden en vermisten beschikbaar.

De gemeentebesturen hebben het blijkbaar niet nodig gevonden om dit vast te leggen. De enige bronnen zijn de overlijdensregisters.

Door verdrinking omgekomen personen uit de gemeente Steenwijkerwold:

  1. 1 Dirk Bauer 42 jaar
    2 Jantje Bauer-Dirks 35 jaar
    3 Wemke Deinen-Bron 23 jaar
    4 Jan Deinen 34 weken
    5 Jacob Dijkstra 54 jaar
    6 Aaltje Dijkstra-Gaukes 50 jaar
    7 Jacob Dijkstra 57 jaar
    8 Tamme Dijkstra 6 jaar
    9 Grietje van Essen 60 jaar
    10 Aaltje de Jonge 5 jaar
    11 Kunnigje de Jonge 11 jaar
    12 Jacob Klasen 2 jaar
    13 Jantje Klasen 7 jaar
    14 Petertje Luties 45 jaar
    15 Helligje Meinen 75 jaar
    16 Aaldert Oelken 9 jaar
    17 Trijntje Stevens 40 jaar
    18 Aaltje Ruiter 3 jaar
    19 Harm Ruiter 5 jaar
    20 Hendrikien Ruiter 2 jaar
    21 Jacobje Winters 29 jaar

 

Elf andere slachtoffers afkomstig uit andere dorpen zijn in Steenwijkerwold terug gevonden.

Vrijwel alle verdronken personen werkten en woonden in de turfgraverijen van Sent Lenstra en Koop Dedden, ten westen van Steenwijkerwold.

In totaal vielen er bij de overstroming van 1825 379 slachtoffers in Nederland, waarvan 305 in Overijssel.

De watersnoodramp had tot gevolg dat de rijksoverheid koos voor een landelijke aanpak van het onderhoud van zee- en rivierdijken. Er werd een ministerie van Waterstaat opgericht dat steeds meer taken overnam van regionale bestuurders. Toen in 1932 de aanleg van de Afsluitdijk was voltooid, was het water van de Zuiderzee voorgoed getemd.

Sjef Damhuis.

Bronnen:

  • Archief RK Kerk Steenwijkerwold
  • De Stormvloed in 1825 H. van Dalfsen 1925
  • Beschrijving van de Overijsselse Watersnood. J. ter Pelkwijk 1826
  • Artikel D. Buiter Steenwijker Courant 1995