De voorzienigheid (deel 1)
Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw was Steenwijkerwold het bolwerk van het Katholieke onderwijs in Noord-Nederland. In enkele artikelen wil ik u iets vertellen over het plan van een eigenzinnige dorpspastoor die in 1893 een “liefdesgesticht” stichtte dat later bekend werd als “De Voorzienigheid”.
De Voorzienigheid Steenwijkerwold 1893-1985 deel 1
“De erfenis van pastoor Muiteman”
Op dinsdag 18 juli 1893 loopt Pastoor Christiaan Muiteman uit Steenwijkerwold vanuit het Amsterdamse centraal station naar de Lauriersgracht in de Jordaan. Hier heeft hij een afspraak met Moeder overste Canisia van Nes, algemeen overste van de Congregatie van de Arme Zusters van het Goddelijke Kind te Amsterdam. Beter bekend als “De Voorzienigheid”. In de volksmond ook wel “het Vaticaan van de Jordaan” genoemd.
In 1852 stichtte Mietje Stroot, later zuster Maria Theresia genoemd uit Tubbergen, hier een tehuis voor wezen en halfwezen. De bedoeling was, dat die op de Lauriersgracht in een huiselijke omgeving zouden opgroeien. In die tijd telde Amsterdam veel “armoelijders” die in kelderwoningen huisden en nauwelijks de kost konden verdienen. Sociale voorzieningen waren er niet, de armen waren vaak aangewezen op de kerk om in leven te blijven.
In de archiefstukken staat de lezen “Dat den Zeer eerwaarden Heer C.G. Muiteman, pastoor der gemeente Steenwijkerwold, het plan had opgevat om in voornoemde gemeente een toevluchtsoord voor oude lieden en hulpbehoevende kinderen te stichten”.
Christiaan Muiteman werd in september 1890 benoemd als pastoor van Steenwijkerwold. Eerder was hij werkzaam als pastoor in Kuinre. De bedoeling was dat zijn benoeming tijdelijk zou zijn.
Bij zijn aankomst in de parochie trof hij een aantal grote problemen aan:
- De oude RK kerk uit 1830 was in zeer slechte conditie.
- De kas van de kerk was vrijwel leeg.
- De huisvesting van de RK school was onvoldoende. Er was één leerkracht voor ongeveer 100 leerlingen.
- Enorme armoede onder de bevolking. Er waren geen sociale voorzieningen. Veel bejaarden, wezen en armen waren aangewezen op hulp van de kerk.
Een aantal mensen woonde zelfs in plaggenhutten.
Er moest volgens Muiteman een oplossing komen voor deze problemen. Hulp van de “Zusters van de Voorzienigheid” zou veel van deze problemen kunnen oplossen. Een mooie bijkomstigheid van de hulp van nonnen is dat je geen personeelskosten hebt!
Het verzoek om hulp van Muiteman aan moeder overste Canisia was niet ongewoon. Er waren al gestichten door de zusters opgericht in Leiden, Noordwijkerhout en Scheveningen. Steenwijkerwold zou het eerste gesticht van de zusters in het noorden worden.
Je zou denken dat het plan om in Steenwijkerwold een “liefdesgesticht” op te richten met veel enthousiasme zou worden ontvangen. Dat was dus absoluut niet het geval.
Muiteman kreeg noch van het RK kerkbestuur, noch van de gemeente Steenwijkerwold enige medewerking.
Het kerkbestuur vreesde voor “te groote lasten”. De gemeenteraad was bang dat het zelfs “de financiële ondergang der gemeente” zou betekenen. Boeren waren bang dat ze hun recht van overpad zouden verliezen.
Het leek dus voor Muiteman een onbegonnen missie te worden om zijn plannen te verwezenlijken. Hij liet zich echter niet uit het lood slaan. Door zijn dominante karakter, kreeg hij van de aartsbisschop van Utrecht en het kerkbestuur van Steenwijkerwold toestemming tot de oprichting van een “liefdesgesticht” in Gelderingen.
Het project werd begroot op f 30.000. Het kerkbestuur leende f 15.000. Voor het restant reisde Muiteman stad en land af om het resterende bedrag bijeen te krijgen. Uit archiefstukken blijkt dat de pastoor daardoor vaak absent was bij begrafenissen en huwelijken. Hij liet zich dan vervangen door de paters Karmelieten uit Zenderen.
Muiteman had absoluut geen verstand van financiën. De financiële administratie van de kerk en het gesticht waren vaak niet op orde. Van zijn kerkelijke superieuren ontving hij hierover regelmatig waarschuwingen.
Architect Gerard te Riele uit Deventer presenteerde in februari 1894 het eerste ontwerp. Na enkele aanpassingen werd dit goedgekeurd. Op 1 juli begon aannemer Kalt uit Heerenveen met de bouw. Tijdens de bouw werd ook besloten om de bestaande lagere school te verbouwen tot oudemannenhuis.
De bouw vorderde in een rap tempo. Op 21 november kwamen de zusters Wigbertha en Hiëronyma vanuit Amsterdam naar Steenwijkerwold “om het huis zoo veel mogelijk in gereedheid te brengen”. Zuster Wigbertha werd de eerste Moeder Overste van het “gesticht”. In december volgden meerdere zusters.
Op maandag 3 december kwamen de eerste oudjes: de blinde Johanna van Zanten en Sabilla Ras. De officiële opening werd een dag later verricht. Hierbij waren aanwezig Burgemeester Stroink met de voltallige gemeenteraad en een aantal kopstukken van de Nederlandse Katholieke kerk. In de winter van 1895 werd de verbouwing van de school tot oudemannenhuis voltooid. In maart werden de eerste “hulpbehoevende grijsaards” geplaatst. Dit besluit lag zeer gevoelig bij de zusters, omdat de verzorging van mannen niet volgens de regels was van de congregatie.
Het gesticht werd een groot succes. In 1895 telde het al 70 bewoners (39 kinderen, 17 oude vrouwen en 14 oude mannen). Het werd in dat jaar uitgebreid met een bakkerij en een moestuin. Tevens werd er in dat jaar een boerderij naast “De Voorzienigheid” gebouwd. Als beheerder werd aangesteld Hendrik Munsterman. In 1959 werd de boerderij vanwege uitbreidingsplannen afgebroken en met dezelfde materialen enkele honderden meters verder op Gelderingen 91A herbouwd.
In 1902 werd besloten om het gesticht onder te brengen in een afzonderlijke stichting. Muiteman was hierop fel tegen omdat de financiële overschotten nu niet meer ten goede zou komen aan de RK kerk.
De stichting kreeg als naam Gerardus Majella, vernoemd naar een Italiaanse heilige uit de 18e eeuw, die zieken kon genezen.
In 1895 werd naast de nieuwe lagere school een normaalschool toegevoegd. Een normaalschool was een kweekschool voor onderwijzers met lager gewaardeerd diploma. De studieduur was gemiddeld vier tot zes jaar.
In 1904 werd de normaalschool omgezet in een volwaardige opleiding tot onderwijzer: de kweekschool. Dit ging niet zonder slag of stoot, want natuurlijk was er weer geldgebrek. In november 1903 bracht pastoor Muiteman een bezoek aan de minister van binnenlandse zaken Abraham Kuijper om advies te vragen voor de oprichting van een kweekschool. Het is moeilijk voor te stellen een dorpspastoor die een bezoek brengt aan de beroemde gereformeerde predikant en politicus Abraham Kuiper.
De stichting had in 1906 volgende taken:
- Opvoeding van de jeugd
- Verzorging van oude lieden
- Het verzorgen van onderwijs
- Opvang van voogdijkinderen
Bij de viering van het 12 ½ - jarige bestaan op 4 juni 1907, waren er 372 bewoners: 35 zusters, 60 kwekelingen, 132 kostleerleerlingen, 80 oude mannen en 65 oude vrouwen. “Wie had durven denken dat in zoo korten tijd het gesticht “De Voorzienigheid” zoo’n vlucht zou nemen? In alle deelen van ons land vindt men onderwijzeressen, religieuzen en leeken, die hare opleiding genooten in Steenwijkerwold” staat te lezen in het katholiek zondagsblad “het Centrum” van die dag”
In 1908 werd achter de RK kerk een ziekenzaal gebouwd: het Patronaat genoemd. Hier werden kinderen met een besmettelijke ziekte verpleegd. In die tijd kwam het regelmatig voor dat leerlingen besmet waren met tyfus en roodvonk.
In 1912 werd zowel de kweekschool als de lagere school in een nieuw gebouw ondergebracht. De kweekschool boven en de lagere school beneden. Contacten met de bevolking van Steenwijkerwold waren er niet.
Bezoekjes aan de lokale winkels waren verboden. Naar Steenwijk gaan was helemaal uit den boze. Alleen in de vakantie mocht men Gelderingen verlaten.
Het gesticht in 1907
De eerste wereldoorlog ging voor “De Voorzienigheid” niet ongemerkt voorbij. Op 16 oktober 1916 werd aan ca. honderd Belgische vluchtelingen onderdak verleend. Ze werden door inwoners van Steenwijkerwold met boerenwagens opgehaald van het toenmalige station Willemsoord. De vluchtelingen werden ondergebracht in het Patronaat. In het voorjaar van 1915 keerden de meeste vluchtelingen terug naar België. Op 2 november 1918 werden nog 112 Franse vluchtelingen opgevangen. Op 5 januari 1919 vertrokken de Fransen weer. Enkele dagen voor het vertrek werd in het Patronaat een receptie gehouden voor de inwoners van Steenwijkerwold. De Fransman Chrétien Octave bedankte in een afscheidsrede voor de genoten
gastvrijheid en de goede verzorging. Nederland en met name Steenwijkerwold zouden voor hen een dierbare herinnering blijven.
In 1922 werd het onderwijsaanbod met een ULO uitgebreid. Dit schooltype was de voorloper van de huidige MAVO.
Het gebouw waar kinderen verbleven, die wegens familieomstandigheden niet thuis konden wonen, bleek in 1928 niet meer geschikt te zijn. Verbouw was te duur, zodat met besloot om een nieuw onderkomen te bouwen. Dit gebouw werd het “Jozefhuis” genoemd. Dit gebouw bestaat nog steeds. Op dit moment is er de “Herbergier” gevestigd. De jongste bewoner, de 3-jarige uit Steenwijkerwold afkomstige Liesje Plat legde de eerste steen. In april 1929 was de bouw gereed en werd het gebouw door de opvolger van pastoor Muiteman Van Schaik ingewijd. Het dagelijkse leven van de Jozefkinderen was niet makkelijk. De zusters waren erg streng voor de kinderen. Zij hielden van orde, tucht en discipline. Diverse kinderen keken jaren later met veel afschuw terug op hun verblijf in het Jozefhuis.
De gezondheid van pastoor Muiteman werd in de winter van 1928 steeds slechter. Met behulp van 2 stevige misdienaars werd hij wekelijks naar het altaar gedragen om de mis op te dragen. Op zondag 19 juni stierf hij na een rijk leven. Zijn begrafenis trok veel belangrijke bezoekers uit alle delen van het land. Muiteman ligt begraven op het RK kerkhof op Gelderingen. Hij werd opgevolgd door pastoor van Schaik. Deze had als belangrijkste taak om orde te scheppen in de administratieve en financiële chaos die zijn voorganger had achtergelaten. In 1929 werd “De Voorzienigheid” overgedragen aan de Hiëronymus Aemelianus Stichting. De zusters kregen nu de volledige zeggenschap over het gesticht en alles wat erbij hoorde. Bij de overdracht aan de zusters bleek dat door de administratieve chaos het kerkbestuur nog f 175.000,-- aan de stichting moest betalen. Hier moest een lening voor worden opgenomen. Het heeft jaren geduurd voordat de RK kerk dit had afbetaald. Door zijn dominante en zijn manipulatieve gedrag kon pastoor Muiteman jarenlang zijn gang gaan zonder goed gecontroleerd te worden door het kerkbestuur en zijn kerkelijke superieuren.
Foto uit 1912 “De Voorzienigheid” met links de boerderij